NL | FR
De incidentie van plots overlijden reduceren: een nobel doel dat niet zo eenvoudig is om te bereiken
  • Guy Van Camp, Jan Leeman 

Recentelijk werden we opnieuw opgeschrikt door het plotse overlijden van een bekende wielrenner. Deze maal ging het om een traumatische oorzaak. In de sportwereld gaat het vaak om een plotse dood van onduidelijke origine waarbij dan telkens het debat oplaait van de zin en de onzin van screening bij sportmensen om plotse dood te vermijden.

Maar in het dagelijkse leven treedt plots overlijden buiten het ziekenhuis vaak op. Wil men een kans maken om een plotse dood te overleven, dan is een snelle reanimatie noodzakelijk. De omstaanders die getuige zijn van een plotse dood zouden onmiddellijk de nodige zorgen moeten kunnen toedienen. Dat betekent dat er voldoende educatie van de globale bevolking moet zijn, waarbij aangeleerd wordt hoe we snel en efficiënt moeten optreden wanneer we getuige zijn van een plotse dood.

De casus die me de inspiratie gaf om dit onderwerp te bespreken voor een redactioneel voor het Tijdschrift voor Cardiologie werd me deze week gerapporteerd door dr. Jan Leeman, staflid van ons ziekenhuis en verantwoordelijk voor de lessen reanimatie binnen ons wijde netwerk. Hij kreeg een bedankings-e-mail van een gereanimeerde patiënt die zijn leven te danken had aan de snelle en efficiënte reanimatie door zijn echtgenote. Zij had reanimatielessen gevolgd bij dr. Leeman. Het leek me dan ook nuttig om de schijnwerper te richten op deze noodzakelijke educatie. Ik laat de specialist zelf aan het woord in de rest van dit redactioneel.

Plotse sterfte buiten het ziekenhuis blijft een majeure entiteit binnen de geneeskunde en heeft een belangrijk maatschappelijk, sociaal en economisch effect. De hieraan gerelateerde persoonlijke, familiale en emotionele impact hoeft geen betoog.

De achillespees in de hulpverlening is het stringente tijdvenster waarbinnen adequate basisreanimatie moet worden opgestart, waarbij wachten op professionele hulpverleners resulteert in een exponentieel snel dalende overlevingscurve en waarbij dus onmiddellijke hulp door omstaanders essentieel is.

De basis voor onze huidige reanimatiemaatregelen werd reeds 60 jaar geleden gelegd door pioniers zoals Peter Safar. De richtlijnen zijn met de jaren vereenvoudigd, zodat elke persoon vanaf 12 à 14 jaar in staat is fysiek en psychisch deze eenvoudige maatregelen met succes toe te passen. Naast eenvoudige manuele handelingen zoals hartmassage en beademing, heeft de introductie van de AED - hierbij verwijzend naar de PAD-landmark-trial - duidelijk aangetoond dat het de succesratio voor overleving kan verdubbelen1.

Ondertussen is de overlevingsketen - 'chain of survival' - de leidraad geworden bij opleidingen, waarbij het tijdsinterval van incident tot start van de hartmassage en defibrillatie evidencebased de cruciale succesfactoren zijn.

De laatste decennia is er flinke vooruitgang geboekt op het vlak van overleving, een resultante van het optimaliseren van de overlevingsketen. We zien op onze CCU's en IZ's meer en meer succesverhalen. We spreken dan over actuele overlevingscijfers die van naar schatting 2 % midden jaren negentig actueel 8 à 10 % bedragen, afhankelijk van de bestudeerde populatie en inclusiecriteria. De introductie en het gebruik van automatische externe defibrillatoren, en ongetwijfeld ook de stijgende aandacht hiervoor, hebben de cijfers sterk verbeterd. Evenwel, in optimale omstandigheden met opgeleide medewerkers in de buurt en een AED kunnen we overlevingscijfers terugvinden in de literatuur van om en bij de 70 %2, 3. Uiteraard kan de onderliggende pathologie zo vergevorderd zijn en soms onomkeerbaar zodat zelfs de beste acute zorgen de pathofysiologie niet kunnen bijbenen.

Toch toont de dagelijkse praktijk ons dat enig voorbehoud aan de orde is, want de meeste schakels in de overlevingsketen blijven fragiel en zijn vatbaar voor verbetering. Zeer zeker is dit het geval wanneer we kijken naar de schakel van onmiddellijke opstart van hartmassage door omstaanders.

Uit de infosessies en opleidingen die we geven binnen onze cardiale revalidatie, secundaire preventie dus, blijkt dat nog steeds een minderheid ooit al deelnam aan een reanimatieopleiding, vele lovenswaardige initiatieven ten spijt.

Meerdere studies hebben ook aangetoond dat slechts 30 % van de omstaanders reanimatiemaatregelen opstart. Ervoor zorgen dat meer omstaanders onmiddellijk correcte hulp bieden, zal de succesratio ongetwijfeld laten stijgen.Het begeleiden van omstaanders via Phone-CPR vanuit de 112-centrale is zeer lovenswaardig, maar als zo'n omstaander op het indexmoment van een fataal moment voor het eerst met deze kennis wordt geconfronteerd, dan kunnen we moeilijk een optimaal resultaat verwachten.

Laat ons evenwel niet te cynisch worden door de vele verbeterbare processen binnen de behandeling van plotse sterfte, maar uitkijken naar de resultaten van de vele lopende hoopvolle projecten en de toenemende bewustwording. Het 'Kids Save Lives'-project onderschreven door de WHO (2015) is zeer lovenswaardig. Inderdaad, we moeten hoopvol uitkijken naar projecten binnen het onderwijs, de geëigende weg om kennis bij te brengen aan onze gemeenschap. De lerarenopleiding biedt reanimatieopleidingen aan en via het 'teach the teacher'-principe wordt de kennis op didactisch verantwoorde wijze in klasverband doorgegeven. Dankzij dit principe lijkt de kennisoverdracht voor de toekomst gewaarborgd en minder afhankelijk van lokale factoren. Daarbij moeten we ook de kans grijpen om burgers een betere kennis bij te brengen over risicofactoren. Preventie van plotse dood, meestal cardiovasculair bepaald in onze contreien, noopt tot correctie van de betreffende risicofactoren. Deze moeten zeer vroeg aangepakt worden en een gezonde levensstijl moet aangeleerd worden bijvoorbeeld in het kader van een reanimatieopleiding in de scholen. Dan moet ook het gevaar van het gebruik van genotsmiddelen worden toegelicht.

Naast deze preventie op lange termijn moeten burgers ook op de hoogte gebracht worden van acute alarmsignalen voor hun gezondheid en specifiek deze die zich vaak in de uren voor een plots overlijden afspelen4, 5. Hiertoe werden de richtlijnen in 2005 aangepast en de eerste schakel in de overlevingsketen werd aangepast van 'early access' naar 'early recognition'.

Er is ook een belangrijk maatschappelijk debat mee gemoeid, vaak in de media gevoerd bij overlijdens van sporters of BV's. Dit leidt vaak tot steekvlampolitiek en maatregelen die plaats zouden moeten ruimen voor een meer fundamentele overtuiging waarvoor alles, ook het verloop van de sportwedstrijd, wijkt. Een voorbeeld van de ontoereikendheid van het publieke debat zagen we daags na het overlijden van Michael Goolaert in de wielerwedstrijd Parijs-Roubaix (2018). Toen werd de vraag luidop gesteld of de wedstrijd op het acute moment had stilgelegd moeten worden. De vraag was zelfs niet retorisch bedoeld! Vanuit de sportwereld komen ook berichten dat deze items vaak worden doorgeschoven wanneer ze niet meer brandend actueel zijn. Zeker wanneer we kijken naar topsport. Uit persoonlijk ervaring is het me duidelijk geworden dat de reanimatieopleiding nog steeds vlot wordt doorgeschoven naar de trainer of de kinesist, maar niet naar de topsporter zelf. Nochtans kennen we allemaal de beelden van molenwiekende omstaanders, die bij een stervend slachtoffer staan en niets ondernemen. Een aangeschafte AED zonder opleiding mist immers zijn doel.

Het is elementair om dringend en structureel basisreanimatieopleidingen te organiseren, zodat elke 18-jarige die de schoolbanken verlaat daadwerkelijk een basisreanimatie kan uitvoeren. Reanimatie alleen maar opnemen in de eindtermen zonder de opleiding te organiseren, volstaat niet!

Dit alles mag niet langer dode letter blijven. Toeval mag geen rol meer spelen in het al dan niet krijgen van een reanimatieopleiding. De opleiding mag niet langer afhangen van een toevallig lopend reanimatieproject of van de inzet van die ene gemotiveerde leerkracht Biologie of Lichamelijke opvoeding.

Zonder discussie of uitzondering en verplicht voor iedereen, en wel vanaf vandaag, geachte dames en heren beleidsmakers, vragen we een reanimatieopleiding vanaf de leeftijd van 12 à 14 jaar!

Referenties

  1. Hallstrom, A.P., Ornato, J.P., Weisfelt, M. et al. Public-acccess defibrillation and survival after out-of-hospital cardiac arrest. N Eng J Med, 2004, 351 (7), 637-646.
  2. Valenzuela, T., Roe, D.J., Nichol, G. et al. Outcomes of rapid defibrillation by security officers after cardiac arrest in casinos. N Eng J Med, 200, 343, 1206-1209.
  3. Page, R.L., Joglar, J.A., Kowal, R.C. et al. Use of AED by a US domestic airline. N Eng J Med, 2000, 343, 1210-1216.
  4. Shuvy, M., Koh, M., Feng Qiu, et al. Health care utilization prior to out-of-hospital cardiac arrest: A population-based study. Resuscitation, 2019, 141, 158-165.
  5. Muller, D., Agrawal, R., Arntz, H.R. How sudden is cardiac death? Circulation, 2006, 114, 1146-1150.

Aucun élément du site web ne peut être reproduit, modifié, diffusé, vendu, publié ou utilisé à des fins commerciales sans autorisation écrite préalable de l’éditeur. Il est également interdit de sauvegarder cette information par voie électronique ou de l’utiliser à des fins illégales.