NL | FR
Cardiovascular Nursing Track op het congres van de Belgische Vereniging voor Cardiologie op 13 februari 2020 in Brussel
  • Liesbet Van Bulck , Eva Goossens 

in naam van de Belgische Werkgroep voor Cardiovasculaire Verpleegkunde (BWGCVN)

Op 13 februari 2020 werd voor de eerste keer op het jaarlijkse congres van de Belgische Vereniging voor Cardiologie (BSC) een volledige opleidingsdag georganiseerd specifiek voor verpleegkundigen met interesse in cardiologie. Deze dag werd georganiseerd in samenwerking met de Belgische Werkgroep voor Cardiovasculaire Verpleegkunde (BWGCVN).

Inleiding

Julien Guiot (CHU Liège) opende met een lezing over de verpleegkundige zorg voor patiënten met pulmonale hypertensie. Vervolgens lichtte prof. Tine De Backer (UZ Gent) de rol van hormoonsubstitutie ter preventie van cardiovasculaire aandoeningen in de menopauze toe. Prof. Valérie Lacroix en Laurence Hody (beiden UCL Saint-Luc) richtten de aandacht op een groeiende populatie van patiënten in de verpleegkundige zorg, namelijk de patiënt gediagnosticeerd met kanker met een bijkomende cardioproblematiek. Prof. Werner Budts (UZ Leuven) beantwoordde vanuit wetenschappelijk standpunt de vraag of iedere sporter gescreend moet worden op hart- en vaatziekten.

Dr. Dominique Djian (CHR Namur) gaf de belangrijkste tien redenen om een elektrocardiogram te nemen. Vervolgens belichtte dr. Liesbeth Timmers (UZ Gent) tijdens haar presentatie de voor- en nadelen van de verschillende inwendige defibrillatoren, met specifieke focus op de subcutane inwendige defibrillator. Tijdens de voorlaatste lezing vertelde Magda Thomas (UZ Antwerpen) over haar ervaringen met psychosociale zorg voor patiënten in cardiale revalidatie. Tot slot besprak dr. Dariouch Dolatabadi (CHD Charleroi) kleplijden bij patiënten boven de leeftijd van 80 jaar.

Hieronder kan u van vier presentaties de samenvatting terugvinden.

1 Menopauze, verantwoord gebruik van hormonen

Prof. Tine De Backer - UZ Gent, BE

Heeft het innemen van hormonen tijdens de menopauze een beschermend effect op hartproblemen? Een vrouw in de menopauze heeft namelijk, door een verlaagde productie van oestrogenen, een verhoogd risico op atherosclerose en daardoor ook een verhoogd risico op een myocardinfarct of een beroerte. In 1997 toonde een eerste studie over dit onderwerp aan dat het geven van hormonale substitutie de mortaliteit kan doen dalen. De studies die daarop volgden, toonden echter aan dat hormonale substituten niet voor alle vrouwen geschikt zijn en dat het innemen van dergelijke hormonen ook ernstige nevenwerkingen kan hebben, zoals borstkanker, beroertes, bloedklonters en zelfs coronaire hartziekten. Uit de recentste studies bleek dat hormonale substitutie vooral bij vrouwen jonger dan 60 jaar en minder dan 10 jaar in de menopauze, een cardioprotectief effect kan hebben. Samenvattend kan gesteld worden dat het aangewezen is om hormoontherapie te starten bij vrouwen in de vroege menopauze, jonger dan 60 jaar en zonder cardiovasculaire problemen om zo de morbiditeit en mortaliteit ten gevolge van het coronairlijden te verminderen. Daarbij moet altijd de afweging worden gemaakt tussen de voordelen en de risico's. Verder wordt deze hormoonsubstitutie het best ingenomen via vaginale of transdermale weg om het risico op nevenwerkingen zo laag mogelijk te houden.

Cardiovasculaire aandoeningen bij kankerpatiënten: rol van cardiologisch verpleegkundigen

Valérie Lacroix & Laurence Hody - UCL Saint-Luc, BE

Kanker en cardiovasculaire aandoeningen worden gekenmerkt door dezelfde risicofactoren, namelijk roken, alcoholconsumptie, sedentair gedrag, chronische stress, obesitas en een onevenwichtig voedingspatroon. Dat zorgt ervoor dat eenzelfde patiënt een verhoogd risico kan hebben op zowel kanker, als cardiovasculaire aandoeningen. Ten tweede zijn er kankerbehandelingen die een cardiotoxisch neveneffect hebben. Chemo- en radiotherapie kunnen bijvoorbeeld leiden tot hartfalen, cardiomyopathie, hypertensie, coronaire aandoeningen, hartritmestoornissen en aandoeningen aan het pericard. Deze nevenwerkingen kunnen er dan ook voor zorgen dat de kankerbehandeling moet worden stopgezet. Tijdens de kankerbehandeling moeten cardiologen en oncologen samenwerken om de hoogrisicopatiënten te identificeren en de cardiovasculaire risicofactoren in het oog te houden. De rol van de verpleegkundige is om preventie en opvoeding te geven over een gezonde levensstijl en te proberen de patiënten hun eigen gezondheid en behandeling zoveel mogelijk in handen te laten nemen ('empowerment').

3 Is sport niet gezond? Screening voor recreatieve sporters op hart- en vaatziekten

Werner Budts - UZ Leuven, BE

Fysieke activiteit is een belangrijk aspect van welzijn: ze verlaagt niet alleen het risico op cardiovasculaire aandoeningen en vroegtijdig overlijden, maar heeft ook een positieve invloed op psychosociaal welzijn. In totaal 150 minuten per week fysiek actief zijn, kan al zorgen voor een aanzienlijke daling van de kans op vroegtijdig overlijden. Er blijkt echter ook een keerzijde te zijn aan deze medaille, aangezien fysieke activiteit een cardiovasculair risico inhoudt. Dat risico op hartlijden en plotse dood is sterk gerelateerd aan de sport die uitgevoerd wordt, de intensiteit van het sporten en de leeftijd. De vraag is dan ook bij wie er gescreend moet worden naar cardiovasculaire problemen ter preventie van een plotse dood en hoe deze screening het best kan gebeuren. Doordat het risico veel groter is als er zeer intensief en competitief gesport wordt, is het aangewezen om te screenen bij uitoefening van competitieve sporten. Tijdens een screening wordt nagevraagd of er cardiovasculaire problemen zijn in de familie, moet een goed klinisch onderzoek gedaan worden en speelt ook de ecg-evaluatie een belangrijke rol. Prof. Budts besprak vervolgens ook nog de kosten-batenanalyse van een dergelijke screening en concludeerde dat het heel duur blijft om via screening plotse dood te vermijden. Er moet bovendien ingezet worden op een zo nauwkeurig mogelijke screening om te vermijden dat mensen foutief als risicovol aanzien worden waardoor er veel extra patiënten opgevolgd moeten worden. Ten slotte vestigde hij nog de aandacht op het tekort aan een goede omkadering bij een plotse dood. De directe sociale omgeving van de sporters moet beter geïnformeerd worden over wat er moet gebeuren in geval van een hartstilstand (figuur 1).

4 De subcutane ICD - een optie voor iedere patiënt?

Liesbeth Timmers - UZ Gent, BE

Dr. Liesbeth Timmers duidde tijdens haar presentatie op de verschillen tussen de transveneuze en subcutane inwendige defibrillator. De transveneuze defibrillator wordt links onder het sleutelbeen geplaatst en bij deze defibrillator worden de elektroden tot in het hart gebracht. Deze eigenschappen zorgen voor belangrijke complicaties. De elektroden kunnen beschadigd geraken, verplaatsen en onterecht shocks veroorzaken. Doordat de elektroden in de bloedbaan en het hart zitten, heeft dit meteen een invloed op het hele lichaam. Bovendien kan de implantatie van een transveneuze inwendige defibrillator een pneumo-, hydro- of hemothorax tot gevolg hebben of kan een perforatie van de elektrode leiden tot een harttamponnade. Daarnaast treden er vaak infecties op zoals pocketinfecties, systeeminfecties of endocarditis. Ten slotte is er een risico op extractie van de elektrode uit het lichaam. Bij de subcutane defibrillator daarentegen wordt de pocket links onder de oksel geplaatst en wordt de defibrillator geconnecteerd met elektroden die niet in het hart, maar op het borstbeen zitten. Daardoor is er minder kans op complicaties. Bovendien is het plaatsen van een subcutane defibrillator ook mogelijk als er geen vasculaire access is. Het nadeel is wel dat er geen pacing kan gebeuren doordat de elektroden niet in het hart zijn geplaatst. Er blijft dus wel een noodzaak naar screening via het elektrocardiogram. Jonge patiënten die geen indicatie hebben voor pacing (bijvoorbeeld bij bradycardie, ATP of CRT), een hoog risico op infectie hebben, moeilijke of geen vasculaire toegang hebben, komen dus in aanmerking voor een subcutane defibrillator. Het plaatsen van een subcutane defibrillator is bovendien een laagrisico-ingreep die ongeveer één uur duurt.

Referenties

  1. Beinart, R. Nazarian, S. Effects of external electrical and magnetic fields on pacemakers and defibrillators: from engineering principles to clinical practice. Circulation, 2013, 128, 2799-2809.
  2. Roguin, A., Zviman, M.M., Meininger, G.R., Rodrigues, E.R., Dickfeld, T.M., Bluemke, D.A. et al. Modern pacemaker and implantable cardioverter/defibrillator systems can be magnetic resonance imaging safe: in vitro and in vivo assessment of safety and function at 1.5 T. Circulation, 2004, 110, 475-482.
  3. Sommer, T., Bauer, W., Fischbach, K., Kolb, C., Luechinger, R., Wiegand, U. et al. MR Imaging in patients with cardiac pacemakers and implantable cardioverter defibrillators. Fortschr Röntgenstr, 2017, 189, 204-217.

Niets van de website mag gebruikt worden voor reproductie, aanpassing, verspreiding, verkoop, publicatie of commerciƫle doeleinden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Het is ook verboden om deze informatie elektronisch op te slaan of te gebruiken voor onwettige doeleinden.