NL | FR
Belang van cardiale revalidatie bij de behandeling van hartfalen met verminderde ejectiefractie: analyse van de obstakels tegen deelname en mogelijke oplossingen
  • Joëlle De Coninck

Inleiding

Hartfalen is een ernstige, chronische, progressieve ziekte waarvan de prognose slecht blijft niettegenstaande de vele recente aanwinsten. De morbiditeit en mortaliteit zijn hoger dan die van de meeste kankers. De inspanningsintolerantie en de herhaalde ziekenhuisopnames hebben een negatieve invloed op de beroepscarrière en de levenskwaliteit van de patiënten en hun naasten.

De prevalentie van hartfalen stijgt gestaag en bedraagt > 10 % bij 70-plussers. De belangrijkste twee oorzaken daarvan zijn de vergrijzing van de bevolking en de aanwinsten in de cardiologie en de hartchirurgie, die maken dat patienten met een acuut hartprobleem dat nu kunnen overleven.

Hartfalen is de belangrijkste oorzaak van ziekenhuisopname van bejaarden en is goed voor ongeveer 1/4 van alle cardiovasculaire ziekenhuisopnames. Verder is hartfalen verantwoordelijk voor 2 % van de gezondheidsuitgaven, en de grootste slokop zijn de ziekenhuisopnames.

Van meerdere geneesmiddelen en andere behandelingen is aangetoond dat ze doeltreffend zijn bij hartfalen met een verminderde ejectiefractie, en die zijn dan ook terug te vinden in de Europese1 en de Amerikaanse richtlijnen.

Om doeltreffend te zijn, moeten de meeste geneesmiddelen idealiter in de streefdosering worden ingenomen en minstens in de maximale dosering die nog wordt verdragen. De dosering moet stapsgewijze tot dat niveau worden verhoogd. Helaas krijgt een groot percentage van de patiënten niet die streefdoseringen. Omgekeerd moeten diuretica in een minimale dosering worden toegediend, om bijwerkingen te vermijden. Binnen de niet-farmacologische behandelingen is cardiale revalidatie zeer belangrijk.

Tot op het einde van de vorige eeuw werd hartfalen beschouwd als een contra-indicatie voor cardiale revalidatie en werd traditioneel rust aanbevolen. Nu weten we dat verlies van lichamelijke conditie een sleutelrol speelt bij het verergeren van de symptomen en de slechte prognose van de ziekte. Meerder meta-analyses2, 3, 4 hebben aangetoond dat cardiale revalidatie de functionele capaciteit en de levenskwaliteit verbetert, de symptomen van hartfalen vermindert, het aantal nieuwe ziekenhuisopnames verlaagt en zelfs de overleving kan verbeteren bij patiënten met hartfalen met een verminderde systolische linkerventrikelfunctie. Fysieke training en een multidisciplinaire aanpak worden sterk aanbevolen (klasse IA) bij de behandeling van chronisch hartfalen met een verminderde linkerventrikelejectiefractie (LVEF < 40 %) (figuur 1).

Doelstellingen van de studie

  • Analyse van de participatiegraad aan ambulante cardiale revalidatie bij patiënten met hartfalen met een verminderde ejectiefractie die in onze dienst cardiologie werden opgenomen
  • Opsporing van de factoren die een negatieve invloed hebben op de verwijzing naar en de deelname aan ambulante cardiale revalidatie
  • Middelen zoeken om dat te verhelpen

Materiaal en methodes

  • Analyse via de minimale ziekenhuisgegevens van alle ziekenhuisopnames op de dienst Cardiologie van patiënten met hartfalen met verminderde ejectiefractie (LVEF < 40 %) tijdens de periode van 1 januari 2017 tot 31 december 2019.
  • Analyse van de dossiers van patiënetn et hartfalen met verminderde ejectiefractie die hebben deelgenomen aan ten minste 2 sessies van ambulante cardiale revalidatie tijdens diezelfde periode in ons centrum.
  • Analyse van de participatiegraad aan ambulante cardiale revalidatie en de limiterende factoren.
  • Analyse van de literatuur over het nut van cardiale revalidatie bij patiënten met hartfalen, de obstakels voor deelname en mogelijke oplossingen.

Resultaten

Via de minimale ziekenhuisgegevens van de patiënten die tussen 1 januari 2017 en 31 december 2019 in onze dienst voor cardiologie werden opgenomen met een primaire of secundaire diagnose van hartfalen, hebben we 1 132 ziekenhuisopnames teruggevonden.

Na analyse van de dossiers en uitsluiting van ziekenhuisopnames van patiënten met een LVEF ≥ 40 % hebben we 601 opnamedossiers (53 %) gehandhaafd. In totaal ging het om 419 patiënten, 281 mannen (67 %) en 138 vrouwen (33 %).

De gemiddelde leeftijd was 70,7 jaar. De jongste patiënt was 36 jaar en de oudste 97. De gemiddelde leeftijd van de mannen was 69,3 jaar en de gemiddelde leeftijd van de vrouwen 73,6 jaar.

Tijdens de periode van 3 jaar werden 118 patiënten (28 %) opnieuw in het ziekenhuis opgenomen, meestal één keer (82 patiënten, dus 69 % van de nieuwe ziekenhuisopnames), maar sommige meerdere keren (tot 8 keer).

Tijdens de observatieperiode zijn volgens onze elektronische medische dossiers 91 patiënten (21,7 %) overleden: 61 mannen (21,7 % van de ziekenhuisopnames) en 30 vrouwen (ook 21,7 % van de ziekenhuisopnames).

Bij analyse van de dossiers van ambulante cardiale revalidatie in ons centrum voor cardiale revalidatie van Jolimont hebben we 40 patiënten met hartfalen met een linkerventrikelejectiefractie < 40 % teruggevonden die in onze dienst cardiologie werden opgenomen en hebben deelgenomen aan minstens 2 sessies van ambulante cardiale revalidatie, 36 mannen (90 %) en 4 vrouwen (10 %).

De gemiddelde leeftijd van de deelnemers was 59,2 jaar (58,6 jaar bij de mannen en 65 jaar bij de vrouwen).

Het gemiddelde aantal sessies tijdens die periode van 3 jaar was 47 (minimum 2, maximum 145). Het gemiddelde aantal sessies was 49 bij de mannen en 29,5 bij de vrouwen. 75 % van de patiënten, evenveel mannen als vrouwen, waren coronaire hartpatiënt.

De participatiegraad van onze patiënten met hartfalen met een verminderde ejectiefractie (LVEF < 40 %) was uiterst laag, vooral bij vrouwen: 9,5 % van de patiënten die op de dienst cardiologie werden opgenomen tijdens die periode van 3 jaar, heeft eraan deelgenomen (12,8 % van de mannen en slechts 2,9 % van de vrouwen).

In onze studie was het aantal mannelijke patiënten dat in het ziekenhuis werd opgenomen wegens hartfalen met verminderde ejectiefractie hoger dan het aantal vrouwelijke patiënten (281 vs. 138 patiënten, 67 % vs. 33 %). De man-vrouwverhouding bij de ziekenhuispatiënten bedroeg ongeveer 2/1, maar bij de patiënten die hebben deelgenomen aan cardiale revalidatie was dat 9/1.

De gemiddelde leeftijd van de patiënten die in het ziekenhuis werden opgenomen, was hoger bij vrouwen dan bij mannen (respectievelijk 73,6 en 69,3 jaar). Ook de gemiddelde leeftijd van de patiënten die aan de ambulante sessies hebben deelgenomen, was hoger bij vrouwen dan bij mannen (respectievelijk 65 en 58,6 jaar).

De leeftijd van de deelnemende patiënten was duidelijk lager dan de gemiddelde leeftijd van de ziekenhuispatiënten: respectievelijk 59,2 jaar en 70,7 jaar, zowel bij mannen (58,6 versus 69,3 jaar) als bij vrouwen (65 versus 73,6 jaar).

Patiënten met hartfalen die echt hebben deelgenomen aan de sessies, zijn dat blijven doen op lange termijn, vooral doordat ze de gunstige effecten ervan op hun functionele capaciteit en levenskwaliteit voelden.

Discussie

Cardiale revalidatie

Volgens de definitie van de WGO van 1992 is cardiovasculaire revalidatie het geheel van activiteiten die nodig zijn om gunstige invloed uit te oefenen op de evolutie van de ziekte en om een zo goed mogelijke lichamelijke, geestelijke en sociale conditie te verkrijgen, opdat de patiënten via eigen inspanningen (weer) een zo normaal mogelijke plaats in de gemeenschap kunnen innemen.

Cardiale revalidatie is een multidisciplinaire aanpak (artsen, kinesitherapeuten, diëtisten, psychologen, maatschappelijk werkers, verpleegkundigen, ergotherapeuten), gecentreerd op de patiënt.

Cardiale revalidatie omvat progressieve, gecontroleerde inspanningstraining en therapeutische educatie van de patiënt en zijn naasten. Cardiale revalidatie zorgt ook voor een progressieve optimalisering en naleving van de medicamenteuze behandeling en voor psychische ondersteuning, en heeft ook sociale effecten.

Inspanningstraining

De symptomen van hartfalen zijn het gevolg van tal van interacties tussen het hart en de periferie (longen, spieren, grote en kleine bloedsomloop, mitochondriale ademhaling), die ertoe leiden dat de patiënten hun lichamelijke activiteiten gaan verminderen. Dat veroorzaakt een vicieuze cirkel: geleidelijke verergering van de symptomen en verlies van conditie, waardoor de afwijkingen nog verergeren.

De fysieke training heeft tot doel de vicieuze cirkel te doorbreken door in te grijpen op meerdere niveaus:

Op cardiaal niveau: lagere hartfrequentie in rust en bij submaximale inspanning, hoger hartdebiet bij inspanning door een stijging van de maximale hartfrequentie en stijging van het arterioveneuze verschil, verbetering van de diastolische functie en daling van de vullingsdrukken, minder functionele mitralisinsufficiëntie en daling van de plasmaconcentraties van BNP en NT-Pro-BNP.

De heilzame perifere effecten en met name de daling van de perifere weerstand verbeteren de werkomstandigheden voor het hart.

Talloze perifere effecten:

  • Op het niveau van de spieren: betere perfusie van de skeletspieren door een toename van het hartdebiet en een daling van de perifere vaatweerstand, verbetering van de spiermassa en kracht, minder vetinfiltratie, een hogere dichtheid van haarvaten, verbetering van de zuurstofextractie in actieve skeletspieren, een hogere dichtheid van de mitochondria, een hogere verhouding oxidatieve/glycolytische vezels en verbetering van het oxidatieve metabolisme van de skeletspieren met een geringere productie van melkzuur bij een submaximale inspanning.
  • Op het niveau van de ademhaling: minder hyperventilatie, betere zuurstofextractie en inkrimping van de dode ruimte met daardoor een betere ventilatie-perfusieverhouding, waardoor de ademhaling efficiënter wordt. Training van de ademhalingsspieren, zoals het diafragma, verbetert de kracht van de inspiratoire spieren.
  • Op het neurohormonale niveau: hogere parasympathische tonus en lagere sympathische tonus, hogere variabiliteit van de hartfrequentie, minder activering van het renine-angiotensine- aldosteronsysteem.
  • Verbetering van de endotheelfunctie: met een verbetering van de flowdependente relaxatie door hogere synthese van NO en daling van de perifere weerstand door vasodilatatie.
  • Minder ontsteking en vermindering van de katabole effecten van de ontsteking door een geringere productie van pro-inflammatoire cytokines (TNF-alfa, IL-6).

Klinische voordelen

Uit talrijke literatuuroverzichten en meta-analyses2-4 die inspanninstrainingprogramma's evalueren bij hartfalen met verminderde ejectiefractie blijkt dat deze training belangrijke klinische voordelen oplevert. De symptomen van het hartfalen verbeteren en de NYHA-klasse verlaagt evenredig aan de verbetering van de VO2-max.

Het belangrijkste effect is een verbetering van de inspanningstolerantie dankzij een effect op de perifere circulatie en de skeletspieren, met een verbetering van de spierkracht en het uithoudingsvermogen. De functionele capaciteit of maximale aerobe capaciteit is een krachtige, onafhankelijke voorspeller van de overleving, zowel bij gezonde als bij zieke mensen. Die bepaalt de hoeveelheid activiteiten die de patiënt in het dagelijkse leven autonoom kan uitoefenen, en dus de levenskwaliteit. Ook verminderen de angst en de depressie.

In sommige studies is een daling van het aantal ziekenhuisopnames en de sterfte met tot 35 % beschreven bij volhardende en langdurige participatie met een voldoende inspanningsvolume.

Cardiale revalidatie heeft heilzame effecten ongeacht de leeftijd, het geslacht, het ras, de comorbiditeit zoals COPD, de oorzaak van de onderliggende hartziekte en de markers van ernst van de ziekte (LVEF, BNP-spiegel, initiële VO2-max) en ook bij patiënten met een pacemaker, een defibrillator, linkerventrikelassistentie en na harttransplantatie.

Fysieke training wordt goed verdragen en heeft geen schadelijke effecten op de centrale hemodynamiek, de remodellering van het linkerventrikel, de systolische en de diastolische linkerventrikelfunctie en het myocardmetabolisme als je de patiënten goed selecteert (NYHA-klasse I tot III, gestabiliseerd sinds 4-6 weken), de contra- indicaties respecteert en de patiënten goed volgt.

Meerdere klinische studies hebben de veiligheid van lichaamsbeweging aangetoond, waaronder de HF-ACTION-studie7, de grootste gerandomiseerde studie die ooit is uitgevoerd bij patiënten met hartfalen met verminderde ejectiefractie, en de meta-analyse van de Cochrane-groep.2

De Amerikaanse en de Europese wetenschappelijke verenigingen raden fysieke training onder toezicht en regelmatige lichaamsbeweging aan.

Die moet worden aangepast aan de leeftijd, het geslacht, de comorbiditeit, de vroegere mate van lichaamsbeweging, orthopedische factoren en factoren die te maken hebben met de spieren en het skelet. Het is belangrijk de factoren op te sporen die een goede therapietrouw in de weg staan, de patiënten in te lichten over de werkzaamheid en de veiligheid van de revalidatie en ze aan te moedigen.

Ergospirometrie

Een inspanningstest, bij voorkeur met meting van de gasuitwisseling (ergospirometrie), wordt aanbevolen vóór het starten van de cardiale revalidatie.

De test laat toe om patiënten op te sporen die bijwerkingen dreigen te ontwikkelen, ischemie en ritmestoornissen bij inspanning opsporen en de chronotrope respons op de inspanning analyseren.

Ergospirometrie helpt ook bij het aanpassen van geneesmiddelen zoals bètablokkers en bij het programmeren van de therapiezones van defibrillatoren, > 20 slagen/min. boven de maximale hartfrequentie.

Een ergospirometrie helpt mee de intensiteit van de training op punt te stellen, meer bepaald door bepaling van de hartfrequentie tijdens training volgens de VO2-max en de eerste ventilatiedrempel.

Verschillende vormen van training

De belangrijkste vorm van training is uithoudingstraining. Uithoudingstraining (bijv. wandelen, fietsen en roeien) dient om de aerobe capaciteit te verhogen: de VO2-max verhogen en vooral de eerste ventilatiedrempel opschuiven.

De richtlijnen geven geen duidelijke aanwijzingen wat dat betreft. De trainingsschema's verschillen sterk, maar in de meeste studies bij patiënten met hartfalen zijn matig intense oefeningen onderzocht.

Men begint met een lage intensiteit (ongeveer 40-50 % van de VO2-max) en drijft die zeer geleidelijk op naargelang van de hartfrequentie tijdens de training tot ongeveer 70-80 % van de VO2-max en tot de patiënt de indruk krijgt dat het 'een beetje zwaar' wordt (12-14 op de schaal van Borg) (figuur 2).

Geleidelijke verhoging van het volume door de duur van de sessies te verlengen en daarna de intensiteit van de inspanning. Doel: ongeveer 30 minuten per sessie minstens 3 keer per week. Beginnen met 5 minuten opwarming, gevolgd door 20-30 minuten continue en/of gefractioneerde training (intervaltraining) en daarna 5-10 minuten recuperatie.

Weerstandstraining of spierversterking wordt toegevoegd aan de uithoudingstraining en helpt om het uithoudingsvermogen te verbeteren. Spiercontracties tegen weerstand verhogen de spierkracht, de spiermassa en de spiertonus.

Deze training verbetert de uitvoering van de taken van het dagelijkse leven, wat essentieel is voor de autonomie van de patiënten en om de levenskwaliteit te verbeteren. Dat is bijzonder belangrijk bij bejaarde patiënten (geleidelijke inkrimping van de spiermassa) of patiënten met een slechte fysieke conditie, met name als gevolg van langdurige bedlegerigheid (ziekenhuisverblijf).

Beginnen met een lage intensiteit en geleidelijk opdrijven. Ongeveer 3 x 10 contracties-relaxaties per spier per sessie; 25-50 % van de maximale spierkracht. Individuele aanpassing onder toezicht waarbij valsalvamanoeuvres absoluut moeten vermeden worden.

Verschillende spiergroepen van de armen en de benen met gebruik van diverse hulpmiddelen: gewichten, elastische banden (Thera-band®), Koch-bank …

Een training van de inspiratoire spieren, waaronder het diafragmakan worden voorgesteld om hun kracht en uithoudingsvermogen te verhogen, de ademhaling bij inspanning, het recuperatievermogen, de functionele capaciteit en de levenskwaliteit te verbeteren.

Algemene turnoefeningen om de coördinatie, de soepelheid en de spiertonus te verbeteren.

De sessies eindigen vaak met een paar minuten relaxatieoefeningen.

Om doeltreffend en veilig te zijn, moeten de oefeningen worden aangepast aan de voorkeur en de mogelijkheden van de patiënt.

Educatie van de patiënt is essentieel. Men moet proberen de patiënt te motiveren opdat hij de fysieke activiteiten op lange termijn voortzet. Dat is belangrijk om de gunstige effecten op lange termijn te behouden. Het effect op de morbiditeit en de mortaliteit is immers dosisafhankelijk en hangt sterk af van de therapietrouw. Om te vermijden dat de vooruitgang die wordt geboekt tijdens de gestructureerde sessies onder toezicht teloorgaat, moet geleidelijk worden overgeschakeld op een thuisprogramma.

Men moet de contra-indicaties respecteren (tabel 1) en reversibele oorzaken zoals anemie, endocriene afwijkingen, hypovolemie, elektrolytenstoornissen en residuele myocardischemie behandelen.

Therapeutische educatie

Als patiënten opnieuw in het ziekenhuis worden opgenomen wegens hartfalen, is dat minstens gedeeltelijk toe te schrijven aan een gebrekkige autonome aanpak van de ziekte door de patiënt en zijn naasten. Die ziekenhuisopnames zouden dus kunnen worden vermeden.

Therapeutische educatie dient vooral om de patiënt ervan bewust te maken dat hij actief een positieve invloed kan uitoefenen op de evolutie van de ziekte door zijn eigen verantwoordelijkheid op te nemen, gezonde gedragingen aan te nemen, een dieet te volgen, zijn gewicht te volgen, de geneesmiddelen regelmatig in te nemen, te reageren op alarmtekenen en eventueel de dosering van de diuretica aan te passen volgens de omstandigheden (hittegolf, diarree …).

Tijdens individuele sessies en sessies in kleine groepen kunnen verschillende elementen van de ziekte worden aangepakt opdat de patiënten een beter inzicht krijgen in hun ziekte en waarbij de nadruk wordt gelegd op een goed naleven van de therapeutische maatregelen en zelfmanagement.

Dat resulteert in een betere controle van de risicofactoren, een betere therapietrouw, minder nieuwe ziekenhuisopnames en een lagere morbiditeit en mortaliteit. Het verbetert de levenskwaliteit, het psychosociale welzijn, het functioneren, het vermindert de symptomen en het verlaagt de kosten die voortvloeien uit het hartfalen.

Cardiale revalidatie is een ideaal moment om het zelfmanagement van het hartfalen te ondersteunen en te ontwikkelen. De patiënten worden regelmatig teruggezien door het multidisciplinaire team, dat ervaring heeft met therapeutische educatie.

Ondergebruik

Bijna alle patiënten met hartfalen met een verminderde ejectiefractie die sinds 4-6 weken gestabiliseerd zijn en in NYHA-klasse II of III zitten, zouden cardiale revalidatie moeten krijgen.

Ondanks de literatuur en de sterke aanbevelingen tot deelname aan cardiale revalidatie bij hartfalen met verminderde ejectiefractie volgen veel te weinig patiënten cardiale revalidatie; volgens de studies gemiddeld maar 10 % wat voor onze studie werd bevestigd (9,5 %).9-14

Inmiddels kennen we heel wat obstakels die cardiale revalidatie bij patiënten met hartfalen in de weg staan: enerzijds obstakels die te maken hebben met een gebrekkige rekrutering door gezondheidswerkers, en anderzijds obstakels als gevolg van een gebrekkige adhesie vanwege de patiënt (tabel 2). Gevorderde leeftijd en vrouwelijk geslacht horen daarbij, wat ook in onze studie naar voren komt. Men kan de participatiegraad op verschillende manieren verhogen9-14 (tabel 3).

De factoren die een negatieve invloed hebben gehad op de deelname aan ons programma van cardiale revalidatie waren een onvoldoende rekrutering door de artsen en een gebrekkige adhesie vanwege de patiënt.

Ons lage rekruteringscijfer is vooral toe te schrijven aan de huidige organisatie. Voor de andere indicaties voor cardiale revalidatie, namelijk coronaire syndromen, angioplastiek en chirurgische ingrepen (overbrugging en/of kleppen, pacemakers en defibrillatoren), krijgt de patiënt bij ontslag uit het ziekenhuis een afspraak voor consultatie en een ergospirometrie.

Tijdens het ziekenhuisverblijf krijgen onze patiënten met hartfalen individuele sessies van cardiale revalidatie. Om de ambulante sessies te starten, moeten ze al 4-6 weken gestabiliseerd zijn. Op het ogenblik dat ze het ziekenhuis verlaten, weten we echter nog niet wanneer ze zover zullen zijn.

De progressieve ontwikkeling van onze kliniek voor hartfalen zou dat probleem moeten kunnen oplossen. De patiënten zouden meerdere keren kunnen worden teruggezien door een gespecialiseerde verpleegkundige en een arts van ons multidisciplinaire team, die hen dan op het juiste moment zouden kunnen verwijzen. Deze ontwikkeling zal maximaal geïntegreerd worden in de bestaande dienst voor cardiale revalidatie zodat de kennis en ervaring van verschillende medewerkers benut worden.

Meerdere meta-analyses15 hebben aangetoond dat een multidisciplinaire aanpak van hartfalen het aantal nieuwe ziekenhuisopnames en de sterfte significant verlaagt. De Europese richtlijnen raden zo'n multidisciplinaire aanpak aan.1

De slechte adhesie van de patiënten aan het programma voor cardiale revalidatie en ook de zwakke rekrutering zijn vooral toe te schrijven aan de gebrekkige toegankelijkheid van ons revalidatiecentrum.

Nut van ontwikkeling van interne cardiale revalidatie

De meeste Belgische cardialerevalidatiecentra werken nagenoeg uitsluitend met ambulante patiënten.

De patiënten moeten al minstens 4-6 weken stabiel zijn, zonder recente ziekenhuisopname of procedure, om te mogen deelnemen aan ambulante cardiale revalidatie.

Maar gezien voornamelijk de stijgende leeftijd van onze patiënten, de vele comorbiditeiten en hun eventuele broosheid zou het steeds vaker wenselijk kunnen zijn om het ziekenhuisverblijf op de revalidatiedienst te verlengen na de acute ziekenhuisopname op cardiologie.

Een vroege aanpak na de ziekenhuisopname wegens hartdecompensatie zou immers zeer nuttig kunnen zijn tijdens die kwetsbare fase, die een hoog risico op nieuwe ziekenhuisopname en overlijden inhoudt.

Een snel fysiek herstel door vroege mobilisatie is zeer belangrijk, vooral bij bejaarden. Dat verbetert hun fysieke conditie en autonomie en het verlaagt het aantal ziekenhuisopnames ongeacht de reden van de opname.

Bij frequente controles van de klinische en laboratoriumparameters kan de behandeling van het hartfalen regelmatig worden aangepast met het oog op een geleidelijke overschakeling van het ziekenhuis naar de thuissituatie.

Die periode leent zich ook zeer goed om de therapeutische educatie te starten, de motivatie en de adhesie te versterken en de verschillende problemen te laten oplossen door het multidisciplinaire team van cardiale revalidatie.

Conclusie

Cardiale revalidatie is een zeer doeltreffende niet-medicamenteuze behandeling voor patiënten met hartfalen met een verminderde ejectiefractie. Cardiale revalidatie vermindert de symptomen van het hartfalen, verbetert de levenskwaliteit, vermindert het aantal nieuwe ziekenhuisopnames en verlaagt de sterfte en ook de kosten die voortvloeien uit het hartfalen.

Die heilzame effecten worden verkregen door een voldoende volume en regelmaat van matig intense oefeningen.

Inspanningstraining is haalbaar en niet gevaarlijk voor patiënten met hartfalen als de nodige voorzorgen worden genomen en de contra-indicaties worden nageleefd.

Door therapeutische educatie wordt de patiënt medeverantwoordelijk en kan hij zelf het hartfalen aanpakken en complicaties voorkomen.

De participatiegraad aan cardiale revalidatie blijft helaas nog veel te laag, ongeveer 10 %, wat in onze studie wordt bevestigd.

We weten welke obstakels een vlotte rekrutering en goede adhesie in de weg staan, en we weten ook hoe we die kunnen oplossen.

De belangrijkste obstakels in onze studie waren de moeilijke toegankelijkheid van ons centrum voor ambulante cardiale revalidatie en de praktische organisatie van de follow-up na de ziekenhuisopname (de patiënten moeten al minstens 4-6 weken gestabiliseerd zijn na een periode van hartdecompensatie).

Integratie van cardiale revalidatie in een kliniek voor hartfalen en interne ontwikkeling van cardiale revalidatie zouden de aanpak tijdens de kwetsbare fase net na de episode van hartdecompensatie kunnen verbeteren.

Referenties

  1. Ponikowski, P., Voors, A.A., Anker, S.D. et al. 2016 ESC Guidelines for the diagnosis and treatment of acute and chronic heart failure: The Task Force for the diagnosis and treatment of acute and chronic heart failure of the European Society of Cardiology (ESC). Developed with the special contribution of the Heart Failure Association (HFA) of the ESC. Eur J Heart Fail, 2016, 1 (8), 891-975, 7.
  2. Taylor, R.S., Sagar, V.A., Davies, E.J., Briscoe, S., Coats, A.J., Dalal, H., Lough, F., Rees, K., Singh, S. Exercise-based rehabilitation for heart failure. Cochrane Database Syst Rev, 2014, (4).
  3. Piepoli, M.F., Conraads, V., Corrà, U., Dickstein, K., Francis, D.P., Jaarsma, T. et al. Exercise training in heart failure: from theory to practice. A consensus document of the Heart Failure Association and the European Association for Cardiovascular Prevention and Rehabilitation. Eur J Heart Fail, 2011, 13 (4), 347-5.
  4. Piepoli, M.F., Binno, S., Corrà, U., Seferovic, P., Conraads, V., Jaarsma, T. et al. Committee on Exercise Physiology < Training of the Heart Failure Association of the ESC. ExtraHF survey: the first European survey on implementation of exercise training in heart failure patients. Eur J Heart Fail, 2015, 17 (6), 631-8.
  5. Keteyian, S.J., Leifer, E.S., Houston-Miller, N., Kraus, W.E., Brawner, C.A., O'Connor, C.M. et al. HF-ACTION Investigators. Relation between volume of exercise and clinical outcomes in patients with heart failure. J Am Coll Cardiol, 2012, 60 (19), 1899-905.
  6. Belardinelli, R., Georgiou, D., Cianci, G., Purcaro, A. A 10-year exercise training in chronic heart failure: a randomized controlled trial. J Am Coll Cardiol, 2012, 60 (16), 1521-8.
  7. O'Connor, C.M., Whellan, F.J., Lee, K.L., et al. HF-ACTION investigators. Efficacy and safety of exercise training in patients with chronic heart failure: HF-ACTION randomized controlled trial. JAMA, 2009, 301 (14), 1439-50.
  8. Flynn, K.E., Piña, I.L., Whellan, D.J., Lin, L., Blumenthal, J.A., Ellis, S.J. et al. HF-ACTION Investigators Effects of exercise training on health status in patients with chronic heart failure: HF-ACTION randomized controlled trial. JAMA, 2009, 301, 1451-1459.
  9. De Maeyer, C., Beckers, P., Vrints, C.J., Conraads, V.M. Exercise training in chronic heart failure. Ther Adv Chronic Dis, 2013, 4 (3), 105-17.
  10. Oyanguren, J., Latorre García, P.M., Torcal Laguna, J., Lekuona Goya, I., Rubio Martín, S., Maull Lafuente, E., Grandes, G. Effectiveness and Factors Determining the Success of Management Programs for Patients With Heart Failure: A Systematic Review and Meta-analysis. Rev Esp Cardiol (Engl Ed), 2016, 69 (10), 900-914.
  11. Conraads, V.M., Deaton, C., Piotrowicz, E., Santaularia, N., Tierney, S., Piepoli, M.F. et al. Adherence of heart failure patients to exercise: barriers and possible solutions: a position statement of the Study Group on Exercise Training in Heart Failure of the Heart Failure Association of the European Society of Cardiology. Eur J Heart Fail, 2012, 14 (5), 451-8.
  12. Tinti, M.D., Del Sindaco, D., Tolone, S., Minardi, G., Lax, A., Uguccioni, M. Barriers to cardiac rehabilitation access of older heart failure patients and strategies for better implementation. Monaldi Arch Chest Dis, 2015, 84 (1-2), https://doi.org/10.4081/monaldi.2015.732.
  13. Golwala, H., Pandey, A., Ju, C., Butler, J., Yancy, C., Bhatt, D.L. et al. Temporal Trends and Factors Associated With Cardiac Rehabilitation Referral Among Patients Hospitalized With Heart Failure: Findings From Get With The Guidelines-Heart Failure Registry. J Am Coll Cardiol, 2015, 66 (8), 917-26.
  14. Pio, C.S.A., Chaves, G., Davies, P., Taylor, R., Grace, S. Interventions to Promote Patient Utilization of Cardiac Rehabilitation: Cochrane Systematic Review and Meta-Analysis. J Clin Med, 2019, 8 (2).
  15. McAlister, F.A., Stewart, S., Ferrua, S., McMurray, J.V. Multidisciplinary strategies for the management of heart failure patients at high risk for admission: a systematic review of randomized controlled trials. J Am Coll Cardiol, 2004, 44, 810-819.
  16. Ades, P.A., Keteyian, S.J., Balady, G.J., Houston-Miller, N., Kitzman, D.W., Mancini, D.M., Rich, M.W. Cardiac rehabilitation exercise and self-care for chronic heart failure. JACC Heart Fail, 2013, 1 (6), 540-7.
  17. Park, L.G., Schopfer, D.W., Zhang, N., Shen, H., Whooley, M.A. Participation in Cardiac Rehabilitation Among Patients With Heart Failure. J Card Fail, 2017, 23 (5), 427-431.
  18. La Rovere, M.T., Traversi, E. Role and efficacy of cardiac rehabilitation in patients with heart failure. Monaldi Arch Chest Dis, 2019, 89 (1).
  19. Alvarez, P., Hannawi, B., Guha, A. Exercise And Heart Failure: Advancing Knowledge And Improving Care. Methodist Debakey Cardiovasc J, 2016, 12 (2), 110-5.
  20. Morris, J.H., Chen, L. Exercise Training and Heart Failure: A Review of the Literature. Card Fail Rev, 2019, 5 (1), 57-61.
  21. Downing, J., Balady, G.J. The role of exercise training in heart failure. J Am Coll Cardiol, 2011, 58 (6), 561-9.

Niets van de website mag gebruikt worden voor reproductie, aanpassing, verspreiding, verkoop, publicatie of commerciële doeleinden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Het is ook verboden om deze informatie elektronisch op te slaan of te gebruiken voor onwettige doeleinden.