BSC-sessieverslag - sessie 21
     Op het recente 40ste Annual Congress of the Belgian Society of         Cardiology vond een sessie plaats over recente hot topics binnen het         domein van hartfalen. In het eerste deel werd de rol van ijzertherapie         en de belangrijke AFFIRM-AHF-studie besproken. Daarna werd in         het tweede deel de behandeling van hyperkaliëmie bij hartfalen         toegelicht. Hierna volgt een verslag van deze sessie.
     IJzertherapie bij hartfalen
     Anne-Catherine Pouleur (Cliniques Universitaires Saint-Luc, Brussel)
     IJzerdeficiëntie, gedefinieerd als een         ferritine < 100 μg/dl of een ferritine 100-         299 μg/dl met een transferrinesaturatie         < 20 %, is een vaak voorkomend probleem         met een prevalentie van 30-50 % bij         patiënten met chronisch hartfalen en         50-80 % bij patiënten met acuut         hart falen1. Deze ijzerdeficiëntie is         geasso cieerd met een verminderde         in span ningscapaciteit, verminderde         levenskwaliteit, een verhoogd risico         op hospitalisatie, een toegenomen         risico op mortaliteit en toegenomen         gezond heidskosten. Het effect van ijzerdeficiëntie         op de prognose is zowel aanwezig         bij patiënten met anemie als bij         diegenen zonder anemie. Het behandelen         van ijzerdeficiëntie met per orale         preparaten biedt echter geen verbetering         op prognose op korte termijn2. Dit kan         verklaard worden door de onderliggende         pathofysiologie waarbij hartfalen via         inflammatie en neuro hormonale activatie         de intestinale absorptie van ijzer         inhibeert1. Daarentegen werd de laatste         jaren aangetoond dat behandeling         van ijzerdeficiëntie met het intraveneuze         (IV) preparaat ijzercarboxymaltose inspanningsdyspnee,         inspanningscapaciteit         en levenskwaliteit kan verbeteren bij         patiënten met hartfalen met een verminderde         linkerventrikelfunctie         (HFrEF)3,4 en         kreeg het ook een klasse IIa-aanbeveling         in de recente Europese richtlijnen5. Of IV         ijzercarboxymaltose ook het aantal hartfalenhospitalisaties         en de mortaliteit kan         verbeteren bij patiënten met HFrEF en         ijzerdeficiëntie werd recent onderzocht in         de AFFIRM-AHF studie6.
     De AFFIRM-AHF-studie was een gerandomiseerde,         dubbelblinde studie bij 1108         patiënten met een hartfalenhospitalisatie,         een linkerventrikelejectiefractie (LVEF)         < 50 %, ijzerdeficiëntie en onderzocht         wat het effect was van ijzercarboxymaltose         op een gecombineerd primair         eindpunt van het totaal aantal hartfalenhospitalisaties         en cardiovasculaire mortaliteit.         De bestudeerde populatie had een         hoog gebruik van hartfalenmedicatie,         maar ook een hoog risico met een mediane         NT-proBNP van ongeveer 4700 pg/ml         Ongeveer de helft van de patiënten had         ook anemie. Na één jaar was er een         reductie in het primaire eindpunt met         21 % (73/100 personenjaren vs. 57/100         personenjaren), maar dit voldeed net         niet aan de criteria van significantie         (p = 0,059) (figuur 1). Daarnaast was er         geen verschil in effect van het primaire         eindpunt in verschillende subgroepen.         De aanwezigheid van anemie, de LVEF,         NT-proBNP titer, geslacht, nierfunctie,         ferritine titer en transferrinesaturatie         hadden geen invloed op het effect van         ijzercarboxymaltose. Wanneer het primaire         eindpunt opgesplitst werd in zijn         verschillende onderdelen, was er wel         een significante reductie in het totaal         aantal hartfalenhospitalisatie met 26 %         (43/100 personenjaren vs. 32/100 personenjaren),         maar geen enkel effect op         cardiovasculaire mortaliteit (16/100 personenjaren         vs. 16/100 personenjaren).         Het toedienen van ijzercarboxymaltose         was veilig zonder een verschil in         adverse events met de placebogroep.         Vanwege het mogelijke effect van de         COVID-19-pandemie op de resultaten,         werd nog een sensitiviteitsanalyse         uitgevoerd,         waarbij alle patiënten al geïncludeerd         waren, maar enkel de data         voorafgaand aan de pandemie gebruikt         werden. In deze sensitiviteitsanalyse         was         er wel een significante reductie van het         primaire eindpunt van 25 %.
   
  In de discussie na de presentatie werd     de nadruk gelegd op het belang van     screenen naar ijzerdeficiëntie in alle hartfalenpatiënten.     Daarnaast is het belangrijk     om ijzerdeficiëntie steeds intraveneus     te behandelen.
    Samengevat heeft de AFFIRM-AHF-studie     voor het eerst aangetoond dat toedienen     van IV ijzercarboxymaltose bij hoogrisicopatiënten     met HFrEF en ijzerdeficiëntie     het aantal hartfalenhospitalisaties met     26 % doet afnemen. Deze studie bevestigde     dus de belangrijke rol van ijzerdeficiëntie     en zijn behandeling binnen     HFrEF.
 Hyperkaliëmie bij hartfalen
 Peter van der Meer (UMC Groningen, Nederland)
 Hyperkaliëmie (> 5,5 mmol/l) komt frequent     voor bij patiënten die behandeld     worden met blokkers van het renineangiotensine-     aldosteronsysteem (RAAS),     die tot een van de hoekstenen van de     hartfalentherapie behoren. Hoewel     deze klassen van medicatie in meerdere     studies hebben aangetoond dat ze de     mortaliteit en de hartfalenhospitalisatie     kunnen reduceren bij patiënten     met HFrEF, wordt hun optitratie vaak     bemoeilijkt door hyperkaliëmie. In recente     studies waarbij ACE-inhibitoren en     angiotensinereceptorblokkers (ARB) met     mineralocorticoïdreceptorantagonisten     (MRA) gecombineerd werden, trad hyperkaliëmie op in 12-16 % van de     patiënten7-9. Verschillende factoren zijn     geassocieerd met een verhoogd risico     op hyperkaliëmie bij patiënten met     hartfalen:     hypertensie, hogere leeftijd,     slechtere nierfunctie, diabetes, ernst van     het hartfalen en medicatie zoals RAASinhibitoren10,11.     Echter, hoewel hyperkaliëmie     geassocieerd is met een hogere     mortaliteit, blijft het mortaliteitsrisico     lager in patiënten die behandeld worden     met MRA vs. placebo12. Daarenboven     hebben patiënten met een onvolledige     optitratie van hun hartfalenmedicatie een     hogere mortaliteit en remt hyperkaliëmie     vaak de optitratie van RAAS-inhibitoren13.     Recent kwamen nieuwe behandelingen     voor hyperkaliëmie ter beschikking:     patiromeer     en natriumzirkoniumcyclosilicaat     (ZS-9). Beide zijn ionenuitwisselaars     die in de gastro-intestinale tractus     calcium (patiromeer) en natrium (ZS-9)     uitwisselen voor kalium. De vraag stelt     zich of het behandelen van hyperkaliëmie     met deze medicatie de optitratie     van RAAS-inhibitoren zou kunnen faciliteren     en zo eventueel de prognose van     patiënten verbeteren. In de gerandomiseerde     PEARL-HF-studie werd het gebruik     van patiromeer reeds tien jaar geleden     geëvalueerd in 104 hartfalenpatiënten     met een voorgeschiedenis van hyperkaliëmie     of een glomerulaire filtratie ratio     (GFR) van < 60 ml/min/1,73 m² en kon     aangetoond worden dat patiromeer de     kaliumspiegels effectief kan doen dalen     met -0,45 mEq/l14 (figuur 2). Opvallend     genoeg werden bij patiënten die     patiromeer kregen significant vaker de     spironolactonedosis opgetitreerd tot 50     mg (91 % vs. 74 %). Er is tot op heden     echter geen evidentie dat het gebruik van     kaliumbinders de prognose kan verbeteren.     Momenteel is de DIAMOND-studie     (NCT03888066) aan het onderzoeken of     patiromeer het gecombineerde eindpunt van cardiovasculaire hospitalisatie of     cardiovasculaire mortaliteit kan verminderen     bij patiënten bij 2400 HFrEFpatiënten     met hyperkaliëmie (> 5 mmol)     onder submaximale behandeling met     RAAS-inhibitoren of die de afgelopen 12     maanden hyperkaliëmie gehad hebben     waardoor de dosis RAAS-inhibitoren werd     gereduceerd of gestopt. Alle patiënten     zullen gedurende maximaal 12 weken     patiromeer krijgen. Tijdens deze run-in     periode zullen de RAAS-inhibitoren opgetitreerd     worden tot de maximaal getolereerde     dosis. Daarna zal via randomisatie     bij de helft van de patiënten de patiromeer     gestopt worden. Deze fase 3-studie     is momenteel aan de gang in 439 centra     wereldwijd en zal een antwoord kunnen     geven op de rol van patiromeer binnen     de behandeling van hartfalen.
  
 In de discussie na de presentatie werd     ingegaan op het belang van screening in     de klinische praktijk. Momenteel worden     ACE-inhibitoren, ARB's en MRA's vaak     voorgeschreven zonder routine-opvolging     van kaliëmie en nierfunctie, wat toch     enige risico's inhoudt gezien de hoge prevalentie     van hyperkaliëmie en de geassocieerde     verhoogde mortaliteit. Daarom     wordt bij het opstarten van RAASinhibitoren     best steeds een opvolging van     de kaliëmie in het verdere behandelplan     vastgelegd.
 Referenties
 - Rocha, B.M.L., Cunha, G.J.L., Menezes Falcão,     L.F. The Burden of Iron Deficiency in Heart     Failure: Therapeutic Approach. J Am Coll     Cardiol, 2018, 71 (7), 782-793.
- Lewis, G.D., Malhotra, R., Hernandez, A.F.,     McNulty, S.E., Smith, A., Michael Felker, G.     et al. Effect of oral iron repletion on exercise     capacity in patients with heart failure with     reduced ejection fraction and iron deficiency     the IRONOUT HF randomized clinical trial.     JAMA, 2017, 317 (19), 1958-1966.
- Anker, S.D., Comin Colet, J., Filippatos, G.,     Willenheimer, R., Dickstein, K., Drexler, H.     et al. Ferric Carboxymaltose in Patients with     Heart Failure and Iron Deficiency. N Engl J Med, 2009, 361 (25), 2436-2448.
- Ponikowski, P., Van Veldhuisen, D.J.,     Comin-Colet, J., Ertl, G., Komajda, M.,     Mareev, V. et al. Beneficial effects of     long-term intravenous iron therapy     with ferric carboxymaltose in patients     with symptomatic heart failure and iron     deficiency. Eur Heart J, 2015, 36 (11), 657-     668.
- Ponikowski, P., Voors, A.A., Anker, S.D.,     Bueno, H., Cleland, J.G.F., Coats, A.J.S. et al.     2016 ESC Guidelines for the diagnosis and     treatment of acute and chronic heart failure.     Eur Heart J, 2016, 37 (27), 2129-2200.
- Ponikowski, P., Kirwan, B.A., Anker, S.D.,     McDonagh, T., Dorobantu, M., Drozdz, J. et     al. Ferric carboxymaltose for iron deficiency     at discharge after acute heart failure: a     multicentre, double-blind, randomised,     controlled trial. The Lancet, 2020, 396     (10266), 1895-1904.
- Pitt, B., Zannad, F., Remme, W.J., Cody, R.,     Castaigne, A., Perez, A. et al. The Effect of     Spironolactone on Morbidity and Mortality     in Patients with Severe Heart Failure. N Engl J Med, 1999, 341 (10), 709-717.
- Pitt, B., Remme, W., Zannad, F., Neaton, J.,     Martinez, F., Roniker, B. et al. Eplerenone,     a Selective Aldosterone Blocker, in Patients     with Left Ventricular Dysfunction after     Myocardial Infarction. N Engl J Med, 2003,     348 (14), 1309-1321.
- Zannad, F., McMurray, J.J.V., Krum, H., van     Veldhuisen, D.J., Swedberg, K., Shi, H. et al.     Eplerenone in Patients with Systolic Heart     Failure and Mild Symptoms. N Engl J Med,     2011, 364 (1), 11-21.
- Tromp, J., Van Der Meer, P. Hyperkalaemia:     Aetiology, epidemiology, and clinical     significance. Eur Hear J Suppl, 2019, 21, A6-11.
- Martens, P., Kooij, J., Maessen, L., Dauw, J.,     Dupont, M., Mullens, W. The importance of     developing hyperkalaemia in heart failure     during long-term follow-up. Acta Cardiol     [Internet], 2020, 1-9. Available from: https://     doi.org/10.1080/00015385.2020.1748346
- Vardeny, O., Claggett, B., Anand, I.,     Rossignol, P., Desai, A.S., Zannad, F. et al.     Incidence, predictors, and outcomes related     to hypo- and hyperkalemia in patients     with severe heart failure treated with a     mineralocorticoid receptor antagonist. Circ Heart Fail. 2014, 7 (4), 573-579.
- Beusekamp, J.C., Tromp, J., van der Wal,     H.H., Anker, S.D., Cleland, J.G., Dickstein,     K. et al. Potassium and the use of renin-     angiotensin-aldosterone system inhibitors in     heart failure with reduced ejection fraction:     data from BIOSTAT-CHF. Eur J Heart Fail,     2018, 20 (5), 923-930.
- Pitt, B., Anker, S.D., Bushinsky, D.A., Kitzman,     D.W., Zannad, F., Huang, I.Z. Evaluation of the     efficacy and safety of RLY5016, a polymeric     potassium binder, in a double-blind, placebocontrolled     study in patients with chronic     heart failure (the PEARL-HF) trial. Eur Heart J,     2011, 32 (7), 820-828.
Niets van de website mag gebruikt worden voor reproductie, aanpassing, verspreiding, verkoop, publicatie of commerciële doeleinden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Het is ook verboden om deze informatie elektronisch op te slaan of te gebruiken voor onwettige doeleinden.