Van 27 tot 30 augustus 2021 vond de digitale editie plaats van het         jaarlijkse congres van de European Society of Cardiology (ESC). Gedurende         vier dagen werd, naast de vele andere interessante sessies, elke dag         één nieuwe Europese richtlijn gepresenteerd. Op vrijdag 27 augustus         beet Theresa McDonagh (Londen, Verenigd Koninkrijk), voorzitter van         de taskforce-commissie, bijgestaan door Marco Metra (Brescia, Italië),         de spits af met een 60 minuten durende presentatie over de 2021 ESC             Guidelines for the diagnosis and treatment of acute and chronic heart             failure. In dit verslag worden de tien belangrijkste aanbevelingen van         het 128 pagina's tellende document beknopt samengevat1.
     De basisbehandeling voor hartfalen met         een gereduceerde ejectiefractie (HFrEF)         bestaat vanaf 2021 uit vier medicatieklassen         die allemaal een reductie in mortaliteit         hebben aangetoond: een angiotensine-         converterende enzyme-inhibitor         (ACE-I) of angiotensinereceptor-neprilysineremmer         (ARNI), bètablokkers, mineralocorticoïdereceptorantagonist         (MRA) en         - nieuw voor de 2021 richtlijnen - een         natriumglucose-cotransporter 2 (SGLT2)         inhibitor dankzij de recente data van de         DAPA-HF-trial (Dapagliflozin in Patients             with Heart Failure and Reduced Ejection             Fraction) en EMPEROR-Reduced-trial         (Cardiovascular and Renal outcomes with             empagliflozin in Heart Failure)2, 3. De         nieuwe Europese richtlijn raadt ook aan deze vier klassen zo snel mogelijk op         te starten en op te drijven aangezien         de verbetering in uitkomst zich al kan         manifesteren na 1 maand. Angiotensinereceptorblokkers         krijgen in deze richtlijn         enkel nog een aanbeveling in HFrEF-patiënten         die intolerant zijn voor ACE-I en         ARNI. Vericiguat, een nieuwe medicatieklasse,         een oplosbare guanylaatcyclasereceptorstimulator,         kreeg dan weer         een klasse IIb-indicatie ('kan overwogen         worden') bij patiënten met toenemende         hartfalensymptomen         ondanks basishartfalentherapie.         Deze aanbeveling is gebaseerd         op de resultaten van de VICTORIA-trial         (Vericiguat in Patient with Heart             Failure and Reduced Ejection Fraction)4.         Echter, de klinische ervaring is nog erg         beperkt met vericiguat aangezien dit product         nog niet verkrijgbaar is in België,         tenzij via een medisch noodprogramma         (figuur 1).
      
     Betreffende de huidige aanbevelingen         over cardiale devices was er geen verandering         voor de aanbeveling van een defibrillator in secundaire preventie of         primaire preventie bij patiënten met een         ischemische cardiomyopathie, linkerventrikelejectiefractie         (LVEF) ≤ 35 % en         symptomen van hartfalen ondanks ≥ 3         maanden optimale medische therapie         (beide indicaties blijven een klasse I-aanbeveling         voor defibrillatorimplantatie). De         aanbeveling voor secundaire preventie         van plotse dood bij patiënten met een         niet-ischemische cardiomyopathie werd         verlaagd naar een klasse IIa-aanbeveling         op basis van de resultaten van in het         bijzonder de DANISCH-trial (Defibrillator             Implantation in Patients with Nonischemic             Sytolic Heart Failure)5. Ook voor cardiale         resynchronisatietherapie (CRT) is de         aanbeveling bij patiënten met een linkerbundeltakblok         (LBTB) van 130-149 msec,         een LVEF ≤ 35 %, hartfalensymptomen         en optimale medische therapie sinds ≥ 3         maanden, aangepast van een sterke klasse         I-aanbeveling ('geïndiceerd') naar een         lagere IIa-aanbeveling ('moet overwogen         worden') terwijl voor de patiëntengroep         met een LBTB ≥ 150 msec. een sterke         aanbeveling blijft gelden. De task force         legt op deze manier meer nadruk op         een breed LBTB bij de selectie voor CRTpatiënten.         Anderzijds werd een duidelijke         indicatie (klasse I) voor CRT gegeven,         ter reductie van mortaliteit, bij iedere         patiënt met een pacingindicatie voor een         hooggradig atrioventriculair blok en LVEF         ≤ 40 % onafhankelijk van QRS-breedte,         klachten en de aanwezigheid van voorkamerfibrillatie.         De aanbevelingen voor         CRT komen in de 2021 hartfalenrichtlijnen         ook overeen met de 2021 richtlijnen voor         cardiale pacing en cardiale resynchronisatietherapie.         CRT blijft gecontraïndiceerd in         patiënten met een QRS < 130 msec.
     De nomenclatuur voor hartfalen met een         LVEF tussen 41 en 49 % werd in deze         richtlijn aangepast van 'Heart Failure with             midrange Ejection Fraction>' naar 'Heart                 Failure with Mildly Reduced Ejection                 Fraction', waarbij het acronym HFmrEF         behouden bleef. De keuze voor deze         verandering weerspiegelt de evidentie dat patiënten met HFmrEF van dezelfde         medicatieklassen voordeel hebben als         HFrEF-patiënten. De wetenschappelijke         evidentie hiervoor berust op post-hoc         analyses van grote gerandomiseerde         placebogecontroleerde studies. Om deze         reden kregen ACE-I, ARNI, bètablokkers,         MRA en SGLT2-inhibitoren een klasse         IIb-aanbeveling ('mag overwogen worden')         in HFmrEF-patiënten in 2021. Dit is         een opmerkelijke verandering ten opzichte         van de 2016 richtlijnen waarbij er geen         aanbevolen behandelingen waren voor         patiënten met een LVEF 41-49 % en deze         groep toen eerder aansloot bij hartfalenpatiënten         met een ejectiefractie ≥ 50 %.
     Bij de groep hartfalenpatiënten met een         behouden ejectiefractie (heart failure             with preserved ejection fraction; HFpEF)         werd duidelijk aangegeven dat er tot         op heden nog steeds debat is over de         cutoff van ejectiefractie tussen HFpEF en         HFmrEF (momenteel LVEF < of ≥ 50 %),         onder meer door de gekende tekortkomingen         van echocardiografie in de bepaling         van LVEF. Het debat werd later in dit         digitale congres nog meer gevoed door         de data van SGLT2-inhibitoren bij hartfalenpatiënten         met een LVEF > 40 % in de         EMPEROR-Preserved-trial (Empagliflozin             in Heart Failure with a Preserved Ejection             Fraction). Deze studie, die tijdens een         latebreakingsessie werd bekendgemaakt,         toont een significante daling van het         gecombineerde eindpunt cardiovasculaire         mortaliteit en hartfalenhospitalisaties         door inname van empagliflozine bij patiënten         met hartfalen en een LVEF > 40 %6.         Hoewel het resultaat van EMPEROR-Preserved         niet in beschouwing werd genomen         voor het opstellen van de richtlijnen         voor HFpEF-patiënten, werd er tijdens de         voorstelling expliciet vermeld dat de task         force op de hoogte is dat deze nieuwe         evidentie de richtlijnen in de toekomst         waarschijnlijk zal beïnvloeden.
     Dankzij de significante reductie van mortaliteit         en hartfalenhospitalisaties door         toediening van tafamidis, een transthyretinestabilisator, aan patiënten met         wild type of hereditaire vormen van         transthyretine cardiale amyloïdose in de         ATTR-ACT-studie (tafamidisbehandeling         voor patiënten met transthyretine amyloïde         cardiomyopathie), is er nu een         bewezen behandeling voor deze specifieke         cardiomyopathie7. Tafamidis-inname         resulteerde in een significante daling         van mortaliteit en cardiovasculaire hospitalisaties         bij patiënten die functioneren         in NYHA-klasse I of II. Het verschil in         mortaliteit is pas na een tweetal jaar         waarneembaar, maar het verschil in functionele         capaciteit was na 6 maanden al         significant ten voordele van de tafamidisgroep.         Het diagnostische en therapeutische         algoritme voor cardiale amyloïdose         is zeker een van de 'must-read' flow         charts in het nieuwe document.
     Er werd een nieuw algoritme voorgesteld         voor de behandeling van functionele of         secundaire mitralisklepinsufficiëntie bij         HFrEF-patiënten. Hier is vooral de rol         van het hartteam en een goede patiëntselectie         cruciaal in het beslissingsproces         (figuur 2). In patiënten met een         geïsoleerde secundaire mitralisklepinsufficiëntie         die reeds optimaal behandeld         worden met medicamenteuze therapie         en eventueel een CRT, en waarbij         patiëntkarakteristieken         overeenkomen         met de inclusiecriteria van de COAPTstudie         (Transcatheter Mitral-Valve Repair             in patients with Heart Failure) moet/         kan een percutane mitralisklepprocedure         overwogen worden8. Anderzijds, als er         ook de noodzaak is tot een chirurgische         revascularisatie wordt eerder gelijktijdige         mitralisklepchirurgie         aangeraden.
      
     De 2021 ESC-hartfalenrichtlijnen geven         een klasse I-indicatie voor het intermittent         screenen naar ijzerdeficiëntie bij         hartfalen, gedefinieerd als een ferritine         < 100 ng/ml of de combinatie van ferritine         100-300 ng/ml en een transferrine sat         < 20 %. Toediening van intraveneus         ijzer(III)-carboxymaltose bij patiënten         met hartfalen tot een LVEF van 45 % kan kwaliteit van leven en hun         inspanningscapaciteit verbeteren. Het is         nu ook bewezen dat bij HFrEF- en HFmrEF-patiënten         die opgenomen worden vanwege         acuut hartfalen en ferriprief zijn,         toediening van intraveneus         ijzer(III)-carboxymaltose het risico op een toekomstige         hartfalenhospitalisatie vermindert         (beide klasse IIb-indicaties).
     Een korte paragraaf in deze richtlijn wordt         gewijd aan cardio-oncologie. Cardiovasculaire         risicostratificatie wordt aangeraden         bij oncologische patiënten met een         verhoogd risico op cardiotoxiciteit en         bij alle patiënten die een oncologische         behandeling ondergaan waarbij cardiotoxische         nevenwerkingen waarschijnlijk         zijn, zoals bijvoorbeeld anthracycline         bevattende chemotherapieschema's. In         geval van een achteruitgang van de LVEF         van 10 % of meer naar een absolute         waarde van minder dan 50 % wordt aangeraden         om een ACE-I en bètablokker op         te starten.
     Voor het eerst wordt in de hartfalenrichtlijnen         een definitie gegeven van een goede         diuretische respons (een urinaire natriumconcentratie         > 50-70 mEq/l na 2 uur en/of een urinedebiet van meer dan 100-150         ml/uur gedurende de eerste 6 uur). De         flowchart voor het op bewijs gebaseerde         gebruik van diuretica bij acuut hartfalen         werd overgenomen uit de recente positiepaper         van de cardiorenale         werkgroep         van de Europese Hartfalenvereniging9.         Een uitdrukkelijke klasse I-aanbeveling         geldt tevens voor het evalueren van de         hartfalenpatiënt op residuele tekens van         congestie alvorens de patiënt uit het ziekenhuis         kan worden ontslaan.
     'Remember, these are guidelines. Not         commandments' zei Therese McDonagh         tijdens de interessante paneldiscussie         achteraf. Echter, een belangrijke eyeopener         die door Faiez Zannad (Lorraine,         Frankrijk) werd benadrukt, is dat gemiddeld         10-15 % van de aanbevelingen in         cardiologische richtlijnen gebaseerd zijn op gerandomiseerde gecontroleerde         studies (RCT). In deze 2021 ESC-richtlijn         was > 92 % van de aanbevelingen voor         chronisch hartfalen gebaseerd op RCT-data,         wat exceptioneel hoog is. In tegenstelling         tot chronisch hartfalen zijn er bij         acuut hartfalen tot op heden geen trials         met een significant voordeel. Dit moet         ons, clinici, doen beseffen hoe sterk de         richtlijnen voor chronisch hartfalen zijn en         hoe belangrijk het is om deze te implementeren         in onze dagdagelijkse praktijk.         Er mag geconcludeerd worden dat de         2021 hartfalentaskforce een zeer goed         onderbouwde, genuanceerde en hoogstaande         Europese richtlijn heeft opgesteld,         waarbij alle aspecten van hartfalen         werden toegelicht.
     Referenties
     - McDonagh, T.A., Metra, M., Adamo, M.,         Gardner, R.S., Baumbach, A., Bohm, M. et al.         2021 ESC Guidelines for the diagnosis and         treatment of acute and chronic heart failure.         Eur Heart J, 2021, 42 (36), 3599-3726.
- McMurray, J.J.V., Solomon, S.D., Inzucchi, S.E.,         Kober, L., Kosiborod, M.N., Martinez, F.A.         et al. Dapagliflozin in Patients with Heart         Failure and Reduced Ejection Fraction. N Engl             J Med, 2019, 381 (21), 1995-2008.
- Packer, M., Anker, S.D., Butler, J.,         Filippatos, G., Pocock, S.J., Carson, P. et al.         Cardiovascular and Renal Outcomes with         Empagliflozin in Heart Failure. N Engl J Med,         2020, 383 (15), 1413-1424.
- Armstrong, P.W., Pieske, B., Anstrom, K.J.,         Ezekowitz, J., Hernandez, A.F., Butler, J. et         al. Vericiguat in Patients with Heart Failure         and Reduced Ejection Fraction. N Engl J Med,         2020, 382 (20), 1883-1893.
- Kober, L., Thune, J.J., Nielsen, J.C., Haarbo,         J., Videbaek, L., Korup, E. et al. Defibrillator         Implantation in Patients with Nonischemic         Systolic Heart Failure. N Engl J Med, 2016,         375 (13), 1221-1230.
- Anker, S.D., Butler, J., Filippatos, G., Ferreira,         J.P., Bocchi, E., Bohm, M. et al. Empagliflozin         in Heart Failure with a Preserved Ejection         Fraction. N Engl J Med, 2021.
- Maurer, M.S., Schwartz, J.H., Gundapaneni,         B., Elliott, P.M., Merlini, G., Waddington-Cruz,         M. et al. Tafamidis Treatment for Patients         with Transthyretin Amyloid Cardiomyopathy.         N Engl J Med, 2018, 379 (11), 1007-1016.
- Stone, G.W., Lindenfeld, J., Abraham,         W.T., Kar, S., Lim, D.S., Mishell, J.M. et al.         Transcatheter Mitral-Valve Repair in Patients         with Heart Failure. N Engl J Med, 2018, 379             (24), 2307-2318.
- Mullens, W., Damman, K., Harjola, V.P.,         Mebazaa, A., Brunner-La Rocca, H.P.,         Martens, P. et al. The use of diuretics in         heart failure with congestion - a position         statement from the Heart Failure Association         of the European Society of Cardiology. Eur J             Heart Fail, 2019, 21 (2), 137-55.
Niets van de website mag gebruikt worden voor reproductie, aanpassing, verspreiding, verkoop, publicatie of commerciële doeleinden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Het is ook verboden om deze informatie elektronisch op te slaan of te gebruiken voor onwettige doeleinden.