NL | FR
Meer vrouwen in de cardiologie
  • Christiaan Vrints

Vrouwen nemen in groeiende aantallen posities in binnen de medische en wetenschappelijke gemeenschap. Dit is vanzelfsprekend nu vrouwen in vele medische faculteiten de meerderheid van de studenten uitmaken. Ondanks deze evolutie blijft de cardiologie internationaal voornamelijk een mannenwereld. In de VS vertegenwoordigen vrouwen minder dan 15 % van de cardiologische beroepsbevolking en in Europa slechts een derde.1 Deze ongelijkheid is nog meer uitgesproken wanneer diensthoofdposities beschouwd worden: in Europa (met uitzondering van Rusland) worden minder dan 15 % van de groter universitaire of tertiaire cardiologische diensten geleid door een vrouw. In een aantal belangrijke Europese landen is zelfs geen enkel diensthoofd een vrouw.

Vrouwelijke cardiologen met een leiderschapspositie publiceren minder dan hun mannelijke collega's.1 Een recente uitgebreide analyse van de cardiologische literatuur2 leert dat in 2016 slechts in 20 % de eerste auteur een vrouw was. De laatste (senior) auteur was slechts in 12 % een vrouw. Vrouwelijke cardiologen hebben mogelijk minder kans om te publiceren en dit kan hun loopbaanontwikkeling belemmeren. Verder heeft dit ook als gevolg dat door het onevenwicht in functies op hoger niveau, het moeilijk is voor jonge arts-studenten, die een beroepskeuze moeten maken, om vrouwelijke rolmodellen en mentoren te ontmoeten. Hierdoor kiezen vrouwelijke studenten misschien minder vaak voor een opleiding cardiologie, wat het tekort aan vrouwelijke cardiologen en leiderschapsposities bestendigt.

In Rusland is er een vrouwelijk overwicht aan cardiologen en diensthoofden die in vergelijking met andere Europese landen een zwak academisch profiel hebben. Dit weerspiegelt wellicht eerder de speciale sociale en maatschappelijke situatie van het land, waarbij het gezondheidszorgsysteem minder aantrekkelijk is voor mannen. Paradoxaal genoeg hebben landen met een hogere Gender Inequality Index (d.w.z. lagere gendergelijkheid in de samenleving) een hoger percentage vrouwelijke leiders.1 Genderevenwicht in leidinggevende posities in de cardiologie blijkt niet de ontwikkeling van gendergelijkheid in de samenleving te weerspiegelen, maar lijkt eerder af te hangen van het totale percentage vrouwelijke cardiologen en van de sociale rangorde van de positie in het land, zoals aangegeven door de situatie in Rusland.

Bij de arts-specialisten in opleiding tot cardioloog zijn er duidelijke genderverschillen qua keuze van subspecialisme.3 Uit een onderzoek van 2018, georganiseerd door de British Junior Cardiologists Association, blijkt dat 43 % van de mannelijke ASO's koos voor een subspecialisatie in de interventionele cardiologie, vergeleken met 29 % van de vrouwelijke ASO's. Een soortgelijke trend werd ook gezien in de elektrofysiologie, met 17 % van de mannelijke ASO's versus 6 % van de vrouwelijke ASO's. Omgekeerd kozen procentueel meer vrouwelijke dan mannelijke ASO's voor niet-invasieve cardiologie, hartfalen en devices, maar in absolute termen was het aantal mannelijke ASO's die voor deze subspecialismen koos hoger. Subspecialisatie in aangeboren hartaandoeningen bij volwassenen was de uitzondering hierop: een groter absoluut aantal vrouwelijke ASO's koos voor deze subspecialisatie.

Wat weerhoudt vrouwelijke studenten om te kiezen voor een opleiding tot cardioloog? Cardiologie is een gewilde specialiteit met veel competitie van mannelijke studenten die al hardop dromen van een opleiding tot interventiecardioloog of elektrofysioloog. Anderzijds is het een lange opleiding waarbij talrijke, soms erg technische skills moeten aangeleerd worden. Vele faculteitsverantwoordelijken voor de opleiding in een van de internistische deelspecialiteiten zijn vaak protagonisten in de heropleving van de algemene interne geneeskunde en schetsen vaak een louter technisch beeld van de cardiologie. Deze beeldvorming wordt versterkt wanneer studenten stagelopen op tertiaire cardiologiediensten, waar een sterke focus ligt op de interventiecardiologie, elektrofysiologie en cardiochirurgie, en waar de hospitalisatie cardiologie gerund wordt door jonge ASO's cardiologie, soms onder supervisie van roterende superspecialisten cardiologie die deze taak niet altijd met voldoende uitstraling invullen. Bovendien kunnen er kleinerende en seksistische uitingen plaatsvinden op de werkvloer. Vooral Britse onderzoeken geven aan dat dit frequenter gebeurt bij vrouwelijke dan bij mannelijke ASO's.3-5 Dit gebeurt vooral tijdens rotatiestages in tertiaire diensten waardoor vrouwelijke ASO's cardiologie vaker van hun initiële subspecialisatiekeuze veranderen en zich heroriënteren naar niet-invasieve cardiologie, hartfalen, congenitale afwijkingen bij volwassenen en weg van interventionele cardiologie en elektrofysiologie.3 Ook ervaren vrouwelijke cardiologen meer seksisme en seksuele intimidatie dan mannelijke cardiologen. Seksisme heeft een invloed op hun loopbaanontwikkeling en professionele zelfzekerheid, inclusief hun vertrouwen bij het werken met patiënten en collega's.6

Een belangrijke reden waarom vrouwelijke ASO's interne geneeskunde niet voor cardio logie kiezen is vooral de perceptie van een ongunstig evenwicht tussen werk en privéleven7, de lange opleiding en de wachtdiensten met onregelmatige werkuren. Alhoewel het mogelijk is om een stageplan tijdelijk te onderbreken vanwege een zwangerschap, is de opleiding in principe nog steeds voltijds en bestaat er geen mogelijkheid om dit eventueel deeltijds (bv. 8/10) te doen.

Het falen van de cardiologie om meer vrouwen aan te trekken terwijl de genderverhouding van studenten geneeskunde ongeveer in evenwicht is, wijst erop dat een aanzienlijk deel van de talentpool verloren gaat aan andere specialiteiten. Als dit niet wordt gecorrigeerd, zal het steeds moeilijker worden om hoge standaarden voor de cardiologische praktijk en onderzoek te handhaven. De generalistische specialismen zoals urgentiegeneeskunde, intensieve zorgen en geriatrie zijn sterk in opmars en verdringen nu al de cardiologische activiteit, die straks gereduceerd dreigt te worden tot cardiologische interventies.

Wat kan er nu gedaan worden om meer vrouwelijke cardiologen te rekruteren, professioneel actief te houden en hun promotiemogelijkheden te verbeteren? Zowel Europese1 als Angelsaksische8 wetenschappelijke verenigingen benadrukken het belang van rolmodellen om misconcepties over de rol van vrouwelijke cardiologen en over de cardiologie in haar geheel te ontkrachten. Het evenwicht tussen werk en privéleven is gaandeweg onder invloed van jonge cardiologen al in gunstige zin aan het evolueren. Misschien moet dit proces nog versneld worden, aangezien in vergelijking met andere specialiteiten het evenwicht tussen werk en privéleven nog steeds ongunstiger is in de cardiologie.9 Hierbij aansluitend moet ook worden nagedacht over het mogelijk maken van een deeltijds (8/10) stageplan, en dit voor beide geslachten, om ASO's meer flexibiliteit te bieden zodat ze ook andere (niet-professionele) ambities kunnen nastreven. Ten slotte moet de algemene klinische cardiologie aan het bed worden geherwaardeerd, ook in tertiaire diensten cardiologie, zodat jonge studenten geneeskunde daar een aantrekkelijk rolmodel tegenkomen die hen motiveert te kiezen voor een opleiding tot cardioloog.

Referenties

  1. Borrelli, N., Brida, M., Cader, A. et al. Women leaders in Cardiology. Contemporary profile of the WHO European region. Eur Heart J Open, 2021, 1 (1).
  2. Asghar, M., Usman, M.S., Aibani, R. et al. Sex Differences in Authorship of Academic Cardiology Literature Over the Last 2 Decades. J Am Coll Cardiol, 2018, 72 (6), 681-685.
  3. Sinclair, H.C., Joshi, A., Allen, C. et al. Women in Cardiology: The British Junior Cardiologists' Association identifies challenges. Eur Heart J, 2019, 40 (3), 227-231.
  4. Kurdi, H., Morgan, H., Williams, C. Women not in cardiology: where are we going wrong? A survey of the perceptions and barriers to training. Br J Cardiol, 2020, 27, 119-123.
  5. Camm, C.F., Joshi, A., Moore, A. et al. Bullying in UK cardiology: a systemic problem requiring systemic solutions. Heart, 2022, 108 (3), 212-218.
  6. Jaijee, S.K., Kamau-Mitchell, C., Mikhail, G.W. et al. Sexism experienced by consultant cardiologists in the United Kingdom. Heart, 2021, 107 (11), 895-901.
  7. Douglas, P.S., Rzeszut, A.K., Bairey Merz, C.N. et al. Career Preferences and Perceptions of Cardiology Among US Internal Medicine Trainees: Factors Influencing Cardiology Career Choice. JAMA Cardiology, 2018, 3 (8), 682-691.
  8. Sharma, G., Sarma, A.A., Walsh, M.N. et al. 10 Recommendations to Enhance Recruitment, Retention, and Career Advancement of Women Cardiologists. J Am Coll Cardiol, 2019, 74 (14), 1839-1342.
  9. Vlachadis Castles, A., Burgess, S., Robledo, K. et al. Work-life balance: a comparison of women in cardiology and other specialties. Open Heart, 2021, 8 (2), e001678.

Niets van de website mag gebruikt worden voor reproductie, aanpassing, verspreiding, verkoop, publicatie of commerciƫle doeleinden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Het is ook verboden om deze informatie elektronisch op te slaan of te gebruiken voor onwettige doeleinden.